De verwekkers die men bij neutropenie kan verwachten staan beschreven bij Koorts bij neutropenie. De verwekkers die men bij gestoorde cellulaire immuniteit kan verwachten staan beschreven bij Infecties na solide-orgaantransplantatie. Bij gestoorde humorale immuniteit (hypogammaglobulinemie, dysgammaglobulinemie, gestoorde B-celfunctie) verwacht men infecties door gekapselde bacteriën (pneumokokken, Haemophilus influenzae type B, meningokokken), Campylobacter spp. en Giardia.
Infectieuze complicaties bij hematologische ziektebeelden
- Acute leukemie/MDS: functionele neutropenie bij diagnose, langdurige neutropenie ten tijde van intensieve chemotherapie
- Non-Hodgkin/Hodgkin lymfoom: veelal kortdurende neutropenie ten tijde van chemotherapie.
- CLL: hypogammaglobulinemie, bij fludarabine gebruik gestoorde cellulaire immuniteit
- Multipel myeloom: dysgammaglobulinemie, bij corticosteroïd gebruik gestoorde cellulaire immuniteit
Infectieuze complicaties van hematologische behandeling
Veel gebruikte chemotherapie en immuuntherapie
- B-cel depleterende therapie (anti-CD20, BTK remmers, PI3Kδ remmers): gestoorde B-celfunctie tot minimaal 6 maanden na therapie, luchtweginfecties en bij combinatie therapie ook opportunistische infecties.
- Hoge doses cytarabine, conditionering voor autologe of allogene stamceltransplantatie: mucositis, waarbij verhoogd risico op streptokokken infecties, Gramnegatieve infecties
- Purine analogen (fludarabine, cladribine): verminderde cellulaire immuniteit
- Proteasoomremmers (bortezomib, carfilzomib): verhoogd risico op herpesinfectie
- Proteïnekinaseremmers (ibrutinib, nilotinib): relatief weinig infectieuze problemen
- JAK 1/2 remmers (ruxolitinib) verhoogd risico op reactivatie latente tuberculose
- Corticosteroïden: verminderde cellulaire immuniteit
- Immunologische checkpoint remmers, anti-CTLA4 en anti-PD1 (ipilimumab, nivolumab): bijwerking auto-immuun fenomenen, behandeld met corticosteroїden: dan risico PJP, schimmelinfecties
- CAR-T cel en bispecifieke antistoffen: langdurige verminderde humorale en ook cellulaire immuniteit: luchtweginfecties, opportunistische infecties
Autologe stamceltransplantatie (autoSCT): transplantatie met eigen stamcellen
- Indicaties: refractair lymfoom, multipel myeloom en sommige auto-immuunziekten
- Mucositis tot herstel uit neutropenie
- Verhoogd risico op herpesinfectie tot 6 maanden na autoSCT
- Gestoorde humorale en in mindere mate cellulaire immuniteit tot 6 maanden na autoSCT
Allogene stamceltransplantatie (alloSCT): transplantatie met donor stamcellen
- Indicaties: acute myeloïde leukemie, MDS, na autoSCT voor lymfoom en multipel myeloom
- Mucositis tot herstel uit neutropenie bij engraftment
- Ernstige cellulaire immuundeficiëntie en gestoorde B-celfunctie tot 1 jaar na alloSCT en langer indien voortzetten van immuunsuppressie bij graft-versus-host-disease
- Fulminant verloop van infecties met gekapselde bacteriën ook > 1 jaar na alloSCT
- Serologie niet betrouwbaar om infecties aan te tonen
Geef feedback
Indien u vragen of opmerkingen heeft over de inhoud van deze pagina kunt u hier feedback geven aan de redactie van Het Acute Boekje.