Hypertensieve crisis: ernstige verhoging van de bloeddruk, meestal > 220 mmHg systolisch en/of 120 mmHg diastolisch (stijging ten opzichte van uitgangswaarde meestal belangrijker dan absolute waarde), die gecompliceerd wordt of kan worden door acute of progressieve tekenen van hypertensieve orgaanschade (hersenen, hart, nieren, grote en kleine bloedvaten).
Een hypertensieve crisis kan worden onderverdeeld in een hypertensief noodgeval (emergency), dat wordt gekenmerkt door acute hypertensieve orgaanschade en een hypertensieve urgentie (urgency), waarbij geen sprake is van acute orgaanschade. Bij een hypertensief noodgeval wordt bloeddrukdaling binnen enkele minuten tot uren nagestreefd met intraveneuze middelen op een bewaakte afdeling.
Hypertensieve encefalopathie: ernstige hypertensie gepaard gaande met veranderd bewustzijn (variërend van traagheid of sufheid tot coma), convulsies, delier of corticale blindheid zonder andere oorzaak (CVA, SAB, TTP-HUS).
Hypertensieve crisis met retinopathie: ernstige verhoging van de bloeddruk (meestal boven 120 mmHg diastolisch) met bilateraal vlamvormige bloedingen en/of zachte exsudaten (graad III) met of zonder papiloedeem (graad IV); gaat meestal samen met een stoornis in de cerebrale autoregulatie.
Gericht op symptomen passend bij acute orgaanschade, luxerend moment of onderliggende secundaire oorzaak.
Acute orgaanschade: visusstoornissen (retinopathie), hoofdpijn, duizeligheid, misselijkheid of braken (verhoogde intracraniële druk, stoornis in de cerebrale autoregulatie), dyspnoe, pijn op de borst, pijn tussen de schouderbladen (hartfalen, cardiale ischemie, dissectie); veranderd bewustzijn, convulsies, delier, uitvalsverschijnselen (encefalopathie, hersenbloeding/infarct).
Luxerend moment/secundaire oorzaken: therapie-ontrouw, drop en zoethouttheegebruik, nierziekten, cocaïne/XTC/amfetaminen, orale anticonceptiva, NSAID's, anti- angiogene therapie, overige medicatie (cyclosporine, tacrolimus, cisplatinum).
Bloeddruk linker en rechter bovenarm, cardiale en abdominale vaatgeruizen, perifere pulsaties, crepiteren over de longen en perifeer oedeem, neurologische verschijnselen.
Hb, trombocyten, fragmentocyten, kreatinine, natrium, kalium, LDH, haptoglobine, evt. CK en CK-MB.
Urine: sediment, eiwit (ook kwantitatief), evt. toxicologisch onderzoek.
Hypertensief noodgeval
Het beleid bij een hypertensief noodgeval bestaat uit verlaging van de bloeddruk met intraveneuze middelen op een bewaakte unit (medium care, CCU of IC), zie tabel 1 en tabel 2 voor snelheid, streefwaarde, soort medicatie en doseringen.
- Doorslaggevend voor de snelheid van handelen is niet het bloeddrukniveau, maar het aanwezig zijn van acute en/of progressieve tekenen van orgaanschade.
- Snelheid van bloeddrukverlaging, soort intraveneus anti-hypertensivum en streefwaarde voor de bloeddruk worden bepaald door het meest bedreigde eindorgaan (zie tabel 1).
Nadat stabilisatie van de bloeddruk heeft plaatsgevonden kan worden gestart met orale medicatie terwijl de intraveneuze behandeling wordt uitgeslopen.
Indien de bloeddrukdaling zonder nadelige cerebrale of cardiale verschijnselen wordt getolereerd kan bij patienten met een hypertensieve crisis met retinopathie of encefalopathie na 24-48 uur de bloeddruk geleidelijk verder worden verlaagd richting hoog-normale bloeddrukwaarden (140-160/90-100 mmHg).
Hypertensieve urgentie
Bij de behandeling van een hypertensieve urgentie wordt een geleidelijke daling van de bloeddruk binnen enkele uren nagestreefd met orale medicatie.
- Eenmalige toediening van nifedipine retard 20 mg verdient de voorkeur
- Na medicatie-inname wordt een observatieperiode van tenminste 2 uur ingelast
- Voor ontslag is het wenselijk de bloeddruk te verlagen tot < 200/120 mmHg
Indien u vragen of opmerkingen heeft over de inhoud van deze pagina kunt u hier feedback geven aan de redactie van Het Acute Boekje.